Professor dr. Evelien Tonkens en dr. Menno Hurenkamp leggen uit waarom

Inleiding

Een goede burger laat zich vaccineren. Een goede burger houdt 1,5 meter afstand. Een goede burger draagt een mondkapje in het OV. Een goede burger laat zich testen bij klachten en gaat in quarantaine indien besmet. Een goede burger wast z’n handen stuk. Een goede burger laat een QR-code zien in het restaurant. Een goede burger werkt thuis als dat mogelijk is. De minister-president en de minister van Volksgezondheid hebben tijdens de coronapandemie luid en duidelijk uiteengezet wat volgens hen goed burgerschap is. Goed burgerschap is volgens de bewindslieden essentieel bij het overwinnen van de pandemie. Goed burgerschap doe je misschien nog wel meer voor een ander dan voor jezelf, zo getuige de coronaslogan ‘Samen tegen corona’. Maar goed burgenschap is veel meer dan je aan regeltjes houden die in Den Haag worden bedacht.

Professor dr. Evelien Tonkens en dr. Menno Hurenkamp laten hun licht op het thema burgerschap schijnen in hun nieuwste boek ‘En nou mag ik even! Burgerschap: wat is het en wat kun je ermee?’ Zeker nu het thema burgerschap per 1 augustus 2021 een vernieuwd wettelijk kader kent voor het basis-, speciaal- en voortgezet onderwijs komt dit boek als geroepen. Vraag tien mensen een definitie te geven van het begrip burgerschap en je krijgt tien verschillende omschrijvingen. Burgerschap is een complex en dynamisch begrip.  Evelien Tonkens en Menno Hurenkamp hebben een groot deel van hun professionele carriere besteed aan dit thema. In dit interview zetten ze uiteen wat hun definitie van burgerschap is, hoe scholen met burgerschap kunnen omgaan en werpen ze een blik op het nieuwe inspectiekader. Voor onderwijsinstellingen en andere organisaties die meer willen weten over burgerschap en burgerschapsvorming is dit een uitstekend startpunt om bekend te raken met het thema. De interviewvragen zijn door Evelien Tonkens en Menno Hurenkamp samen schriftelijk beantwoord. Beiden spreken in dit interview met één stem.


-Wat verstaan jullie onder burgerschap?

Burgerschap is het fundament van onze samenleving. Burgerschap betekent dat we elkaar als gelijkwaardig erkennen en tegelijkertijd respecteren dat we verschillend zijn. En dat we over die verschillen geweldloos ruziemaken.  Om burgerschap mogelijk te maken hebben we een democratische rechtsstaat nodig, en een verzorgingsstaat. De democratische rechtsstaat regelt dat we in vrijheid iedereen en alles kunnen bekritiseren, en de verzorgingsstaat regelt dat iedereen dankzij recht op bijvoorbeeld onderwijs, huisvesting en zorg, ook in staat is om dat te doen.

-Burgerschap is per 2021 een belangrijke opdracht aan het onderwijs. Welke ontwikkelingen in de maatschappij hebben hiertoe volgens jullie geleid?

Mensen werden de afgelopen decennia zelfstandiger, ze maken meer eigen keuzen en laten zich minder door anderen vertellen wat ze moeten doen. Het wordt dus steeds belangrijker dat mensen ook zelf als burger kunnen denken. Je eigen gang gaan is mooi, maar je moet het wel uit ziet te houden met al die anderen die dat ook doen. Er zijn ook allerlei nieuwe culturen bijgekomen waardoor emancipatiestrijd oplaait, bijvoorbeeld tussen mensen die hun geloof een belangrijke rol toedichten en mensen die afstand willen nemen van dat geloof, of tussen mensen die het beu zijn dat het tragische lot van hun voorouders in de slavernij genegeerd wordt en mensen die vinden dat ze het recht op onverschilligheid hebben.

Dat leert ons dus ook dat burgerschap nooit af is: Er zijn altijd weer nieuwe groepen die burgerrechten eisen of voor wie dit geëist wordt – ooit gaat het ook over dieren, of robots, kunstmatige intelligentie. En er zijn altijd weer nieuwe problemen die burgerschap vereisen, nu bijvoorbeeld klimaat. 

-Welke invloed heeft de coronacrisis gehad op burgerschap?

Verreweg de meeste mensen deden en doen wat de overheid vraagt. Je kunt dat uitleggen als een vorm van solidariteit of als een vorm van kuddegedrag. Vermoedelijk is het vooral het eerste, voor het grootste gedeelte van de bevolking gold en geldt dat iedereen zo snel mogelijk de crisis achter de rug wilde hebben zonder dat er veel slachtoffers vielen. In het begin zag je ook veel burgerinitiatieven om buren te helpen met boodschappen doen en dat soort dingen, maar zoals dat vaker gaat is het moeilijk om die lang vol te houden.

-Hoe kunnen scholen burgerschap het beste vormgeven binnen en misschien wel buiten het klaslokaal?


Kinderen regelmatig hardop laten nadenken over hoe ze willen dat de toekomst eruitziet en wat daarvoor volgens hen moet gebeuren. En je wil kinderen natuurlijk niet alleen vertellen dat zijn niet mogen vliegen of vlees eten voor het milieu, maar ook bespreken waar die milieuproblemen het gevolg van zijn – de valkuil is wel dat je hen opzadelt met het idee dat het niet uitmaakt wat ze zelf doen. Aan de hand van actuele kwesties kun je daar in de klas over praten, maar een paar lesjes ‘Den Haag’ of tripjes daarnaar toe kunnen ook geen kwaad.

-Welke misvattingen bestaan er over burgerschap?

Drie zijn in ieder geval van belang om te noemen. 

De eerste is dat burgerschap heel vanzelfsprekend lijkt maar een enorme verworvenheid is. Steeds zijn mensen die nieuwe burgerrechten opeisten, eerst voor gek verklaard of zelfs gevangen gezet of vermoord. Of het nou ging om rechten van tot slaaf gemaakten vrouwenrechten, arbeidsrechten, homorechten of rechten van religieuze of etnische minderheden. Burgerschap kan ons ook gemakkelijk afgenomen worden. Dat zie je nu in Afghanistan en dat zag je eerder in voormalig Joegoslavië en nog eerder bij ons tijdens de Tweede Wereldoorlog. Burgerschap kan gemakkelijk kapot. We moeten ons dus blijven inspannen om het te beschermen en te verbeteren. 

De tweede misvatting is dat je met burgerschap conflicten uitbant maar zo zit het niet, het zorgt dat mensen hun onvermijdelijke meningsverschillen met woorden uitvechten, en niet met wapens. 

De derde misvatting is dat je als automonteur of kapper geen burgerschap nodig hebt, dat je kinderen die graag snel aan het werk willen niet moet lastigvallen met kennis over burgerschap. Het is een begrijpelijke reactie omdat scholen soms veel te veel op hun bord hebben, en niet weten hoe ze dit ook nog in het programma moeten proppen. Maar je legt je dan wel neer bij de groeiende macht van de mensen met de meeste diploma’s. Ieder kind moet leren dat het rechten heeft, dat de plichten waar je wél van alles over te horen krijgt – netjes praten, op tijd komen, belasting betalen – voortkomen uit rechten die je mag opeisen. 

-Is de opbrengst van burgerschap meetbaar en is het meten van burgerschap wenselijk?

Iedereen die de afgelopen jaren meehielp de ‘Toeslagenaffaire’ te laten groeien tot wat deze nu is, weet het verschil tussen Tweede Kamer en regering en kan een verhaal vertellen over wat het belang van burgerschap is. En toch trokken ze zich weinig aan van de problemen van hun medeburgers. Het zegt dus lang niet alles wanneer je meetbare kennis aan boord hebt. Tegelijkertijd maakt het wel verschil wanneer je op jonge leeftijd leert dat de politiek er ook voor jou is, omdat je dan de rest van je leven je er ook meer mee bemoeit en dat geeft in principe meer grip op je omgeving.

-Waar begin je als school als je burgerschap vorm wil geven?

Laten scholen dat vooral zelf verzinnen? Maar kinderen met regelmaat laten oefenen met een grote bandbreedte aan meningsverschillen aan de hand van actuele kwesties is wel cruciaal. Ook (of zeker) op een religieuze school moeten ze leren dat geloof maar één van de antwoorden is op hoe de samenleving eruit kan zien.

-Wie bepaalt wat goed burgerschap is?

Wij allemaal samen. Goed burgerschap vereist dat je in staat bent om definities die anderen van burgerschap geven te verdragen.

-Wat is het verschil tussen wereldburgerschap en burgerschap? Zijn ze los van elkaar te zien?

Als je wereldburgerschap interpreteert als grote belangstelling voor je wijdere omgeving, volgt het uit burgerschap. Maar aan burgerschap zit bijna onvermijdelijk een grens, er is een rechtstaat nodig en een verzorgingsstaat om te zorgen dat burgers tot bloei kunnen komen. Alleen wereldburgerschap biedt een stuk minder garanties op democratische omgangsvormen. 

-Wat zijn de basiswaarden van de democratische rechtstaat?

Een democratische rechtsstaat is gebaseerd op de waarde van onderlinge kritiek en onderlinge controle, omdat iedereen gelijk is en iedereen fouten maakt. Er mag daarom nooit een eindbaas zijn: niemand heeft absolute macht over een ander, want iedereen is feilbaar en iedereen moet fouten kunnen maken maar ook op fouten gewezen kunnen worden.  Iedereen wordt door iets en iemand gecontroleerd. Door het parlement, door de journalistiek, door rechters. Ook de minister-president wordt daardoor gecontroleerd. En ook de macht van rechters is beperkt want de wetten worden door het parlement gemaakt, niet door rechters. Daarnaast is een democratische rechtsstaat ook gebaseerd op de waarde van pluriformiteit.

-Wat is een pluriforme samenleving? 

Een samenleving waarin ruimte is voor verschil in levensstijl en levensvisie, en waarin daarover een vreedzaam debat bestaat. Een debat dus dat geweldloos is en mensen in hun waarde laat maar waar mensen elkaar wel bevragen over hun levensvisie, zonder elkaar meteen te veroordelen.

-Wat is actief burgerschap? Bestaat er ook inactief burgerschap?

Burgerschap is idealiter altijd actief: je bent als burger actief betrokken bij de samenleving en probeert daaraan bij te dragen. Maar er zijn ook vormen van passief burgerschap, bijvoorbeeld je aan de wet houden en belasting betalen. Dan doe je zelf niet heel veel maar je draagt er toch aan bij dat de samenleving blijft lopen en dat we de democratische rechtsstaat en de verzorgingsstaat kunnen blijven draaien.

-Hoe leest u deze tekst? Biedt deze omschrijving voldoende handvatten voor de onderwijsprofessional?

De onderwijsraad heeft onlangs een heel zinnig advies uitgebracht over de noodzaak om de opdracht ten aanzien van burgerschap aan te scherpen, onder de titel ‘Grenzen stellen, ruimte laten’. De raad schrijft onder meer:


Daar kunnen we ons volledig in vinden.

-Het onderwijs dient leerlingen sociale en maatschappelijke competenties bij te brengen. Welke sociale en maatschappelijke competenties? Wanneer voldoet men aan de wet?

We zijn het zoals gezegd met de onderwijsraad eens dat dit scherper moet en dat democratisch burgerschap meer centraal moet staan. Leerlingen moeten leren om verschillen te verdragen maar ook te bevragen. Dus wel interesse tonen en proberen elkaars visie te begrijpen zonder meteen een oordeel te hebben. Ook moeten ze leren om gezag te bevragen maar ook te accepteren. Gezag is de afgelopen decennia behoorlijk uitgekleed. Het is nu zaak om gezag ook weer aan te kleden. Dus bijvoorbeeld niet alleen kritisch zijn op gezagsdragers maar ook leren om gezag te kunnen aanvaarden, bijvoorbeeld omdat er nu eenmaal een besluit genomen is en we niet steeds weer op besluiten terug kunnen komen. En dan dus het besluit te aanvaarden, en degene die je dan tot de orde roept niet dwars te zitten maar te helpen om zijn of haar taak uit te voeren.

-Einde interview-